
Waarom een goed bijenhotel belangrijker is dan een mooi bijenhotel
Share
Bijenhotels zijn tegenwoordig populair. Je vindt ze in tuincentra, bouwmarkten en zelfs in woonwinkels. Vaak prachtig vormgegeven, maar helaas zelden functioneel voor wilde bijen. Want bijen kiezen geen hotel op uiterlijk, maar op comfort en veiligheid – en daar schort het bij veel standaard bijenhotels aan.
Functioneel boven fraai
De nestbehoeften van wilde bijen zijn heel specifiek: glad afgewerkte holtes, géén splinters, de juiste diepte én de juiste diameter. In te ondiepe of rafelige gangen nestelen ze simpelweg niet. En als er toch beestjes in zitten, zijn dat meestal geen wilde bijen.
Bij de Bijenstichting verkopen we daarom alleen bijenhotels van topkwaliteit. Die zijn soms wat duurder dan gemiddeld, maar wél afgestemd op de echte behoeften van onze inheemse bijensoorten. Zo weet je zeker dat jouw bijdrage aan bijenbescherming ook écht werkt.
De Rosse Metselbij: dé ster van het bijenhotel
Een van de meest voorkomende bewoners van bijenhotels is de Rosse Metselbij (Osmia bicornis). Grote kans dat deze soort al in je tuin zit zonder dat je het weet. Ze nestelt in holtes van houten tuinstoelen, schuttingen en dakriet – en ze is dol op goed geplaatste bijenhotels.
Vanaf maart verschijnen de eerste mannetjes, die wachten op de vrouwtjes. Na de paring gaan de vrouwtjes direct aan de slag. Ze zoeken holtes van 6 à 7 mm doorsnede en bouwen daarin meerdere broedcellen, netjes afgesloten met modder. Daar dankt de metselbij ook haar naam aan.
Een bijenhotel op 1 tot 2 meter hoogte, deels in de zon, maakt grote kans om bewoond te worden. Vooral als er ook vroegbloeiende planten in de buurt staan zoals longkruid, aalbes of kruisbes. De Rosse Metselbij is bovendien niet agressief en kan heel goed met kinderen worden geobserveerd – educatief én veilig!
De Tuinbladsnijder: de kleine architect
De Tuinbladsnijder (Megachile centuncularis) valt op door haar bijzondere gedrag: ze knipt stukjes blad en gebruikt die om haar nestcellen te “behangen”. Ze nestelt graag in holle stengels van zo'n 7 mm binnendiameter, bij voorkeur in tuinen of stedelijke omgevingen.
Het vrouwtje maakt 2 tot 15 broedcellen per gang, die ze bekleedt met zorgvuldig uitgeknipte blaadjes. Die haalt ze uit allerlei planten in de tuin. Ze verzamelt stuifmeel op haar buik (met een fel oranje buikschuier!) en overwintert als rustlarve in het nest.
Wil je deze soort helpen? Zorg dan voor een bijenhotel met geschikte gangen én een bloemrijke tuin met planten zoals goudsbloem, ezelsoor, kattenstaart of bernagie – dé nectarplant voor deze bijensoort.
Ook de Tronkenbij stelt eisen
De Tronkenbij is een veel kleinere bij die nestelt in riet, bamboe of braamstengels. Ze heeft een kleine diameter van 3–4 mm nodig, met een nestdiepte van minimaal 30 mm. Ook zij nestelt graag in kant-en-klare nesthulpen, maar dan moeten die wél aan de juiste specificaties voldoen.
Welke maten zijn geschikt?
Bijensoorten | Diameter (mm) | Minimale diepte (mm) |
---|---|---|
Tronkenbij, Maskerbijen, Klokjesbij | 3–4 | 30 |
Blauwe metselbij, Slangenkruidbij, Rosse metselbij | 5–6 | 50 |
Tuinbladsnijder, Lathyrusbij, Gehoornde metselbij | 7–8 | 60 |
Grote wolbij | 10–11 | 80 |
Kies bewust, kies kwaliteit. Zo help je écht mee aan de bescherming van wilde bijen!